zelfportret

zelfportret
Mirjam de Veth vertaalt, leest, schrijft en tekent

maandag 5 september 2011

de kleurpotloden van het geheugen



Aan het eind van hun reis door de Sovjet-Unie in de zomer van 1936, laten de schrijvers André Gide, Pierre Herbart en Jef Last hun collega Eugène Dabit ziek achter op een hotelkamer in Sebastopol. Zij reizen vast door naar Moskou, van waaruit Gide en Herbart naar Parijs zullen terugvliegen en Jef Last, die zo snel mogelijk naar Spanje wil, naar Schiphol. Dabit leek wat op te knappen en had zelf op hun vertrek aangedrongen. Een dag later was hij dood.

Vergelijk hun laatste herinneringen aan Dabit.
Volgens Herbart waren zij er nog bij toen Dabit naar het ziekenhuis werd overgebracht. Jef Last bleef niet bij Dabit achter, maar vertrok samen met Gide en Herbart naar Moskou. Hij vergeet bovendien dat Schiffrin al eerder, op 24 juni, naar Frankrijk was teruggekeerd.

Het geheugen is nooit zo onbetrouwbaar als wanneer het gekleurd wordt door schuldgevoel.

 André Gide: `De avond van diezelfde dag moest hij in bed blijven. Een in allerijl erbij gehaalde dokter verbood de toegang tot de kamer uit angst voor besmetting. Door de openstaande deur kon ik vanuit de verte nog een vriendschappelijk gebaar naar hem maken. En toen was alles afgelopen. Pierre Herbart, Jef Last en ik vertrokken drie dagen later naar Moskou, waar Dabit zich zo snel mogelijk bij ons zou voegen als hij beter was van zijn voorbijgaande ongesteldheid. Bij onze aankomst in Moskou vonden we een akelig telegram waarin ons zijn dood werd gemeld. We waren ontroostbaar. Je kunt je niemand voorstellen die het meer waard was geliefd te zijn dan Dabit.
Ik denk vol afgrijzen aan hoe die laatste dagen geweest moeten zijn, die laatste uren van Dabit, omringd door mensen die zijn taal niet spraken en wier taal hij niet verstond. Hoe wanhopig moet hij geweest zijn vanaf het moment dat hij voelde dat hij verloren was, onherroepelijk, reddeloos verloren. We hadden hem achtergelaten in de bijna-zekerheid dat hij niet meer dan een aandoening van voorbijgaande aard had, maar hadden we hem in zijn ogen niet in de steek gelaten?’


Pierre Herbart: `De volgende ochtend zouden we de boot nemen naar Odessa. Het werd al snel duidelijk dat we dat konden vergeten. De koorts zakte niet. Langzamerhand, en hoewel ik me ertegen verzette, meende ik in de kamer een zware sfeer te voelen, vol dreiging. Uit voorzichtigheid hadden we André Gide de toegang tot de kamer verboden, Maar hij was ongerust en negeerde het verbod of  wachtte achter de deur.
               De ochtend van de derde dag erkenden de artsen dat Dabit roodvonk had en lieten hem onmiddellijk overbrengen naar het ziekenhuis. We waren opgelucht dat we de precieze naam van zijn ziekte wisten. Een diagnose, hoe ernstig ook, draagt altijd het voordeel van optimisme in zich.
                Diezelfde avond, om tien uur, was Eugène Dabit dood. (…)
Enkele uren voor zijn dood, toen hij nog in het hotel was, riep Dabit me bij zijn bed. Hij sloeg zijn ogen die gloeiden van de koorts, maar waarin een vonk van vrolijkheid blonk, naar mij op.
                “Hee, Herbart…” zei hij (ik hoor nog die stem gesmoord, door zijn gezwollen keel, hees, en die een gewoon zinnetje zonder enige opzet de pathetische klank van een afscheid gaf). “Hee Herbart, wat denk je van een lekker pilsje op het terras van de Dôme!”
                Ik kan me niet zonder afschuw voor de geest halen hoe zijn dood moet zijn geweest in een vreemd ziekenhuis waar niemand zijn taal sprak, in een eenzaamheid nog triester dan alle slagvelden, zijn zinloze dood die overeenkomstig zijn verwachting was.’


Jef Last: `Gide, Herbart en Schiffrin vertrokken naar Moskou. Een beetje uit schuldgevoel had ik aangeboden te blijven tot er een duidelijker tekening in de toestand van Dabit zou zijn gekomen. Nu ik alleen was achtergebleven, was er ineens niemand meer die zich van mij iets aantrok. Eenzaam dwaalde ik door de stad, die me nog grauwer en lelijker toescheen dan te voren.
De volgende morgen in het hotel zei de dokter mij dat Dabit een betrekkelijk goede nacht had gehad. Ze meenden dat de crisis voorbij was. Ik mocht even in de ziekenkamer, waar zijn bruine gezicht met het kortgeknipte zwarte haar rustte op de witte kussens. Ik mocht niet bij het ledikant komen en hij scheen mij niet te herkennen. De dokter drong er op aan dat ik zou vertrekken, daar ik hier van geen enkel nut was en deze toestand nog wel weken kon duren. Diezelfde ochtend nog nam ik de boot naar Odessa.’








de kleurpotloden van het geheugen

de kleurpotloden van het geheugen

de kleurpotloden van het geheugen

zondag 21 augustus 2011

dood nog steeds onopgehelderd


Vandaag vijfenzeventig jaar geleden stierf  de jonge Franse schrijver Eugène Dabit in een ziekenhuis in Sebastopol. Hij maakte deel uit van een groepje intellectuelen dat in de zomer van 1936 een reis door de Sovjet-Unie maakte. Zijn medereizigers waren de schrijvers André Gide, Pierre Herbart, Louis Guilloux, Jef Last en de uitgever Jacques Schiffrin. Al snel werd duidelijk hoe de sovjetautoriteiten deze reis voor propagandadoeleinden gebruikten.

`De reis naar de Sovjet-Unie was voor Dabit een harde les en een bittere teleurstelling. Zijn natuurlijke bescheidenheid en zijn liefde voor eenvoud werd dagelijks gekwetst door de zelfgenoegzaamheid van de sovjetbeambten en het absurde ceremonieel van de officiële recepties. Het ontbreken van echte kameraadschap met onze gastheren kwetste hem. Hij had een te grote spontane hekel aan gewichtigheid en gezwollenheid om niet pijnlijk getroffen te zijn door de toon die daar heerste zowel in gesprekken als in de pers als in de toespraken. Het contrast tussen de ellende van de massa’s en de wansmakelijke luxe waarvan in de Sovjet-Unie de door het regime bevoorrechten genieten schokte hem en stuitte hem tegen de borst. Tegen het einde van de reis probeerde hij zich steeds meer te onttrekken aan de recepties en zijn eigen gang te gaan.’ (Pierre Herbart)

Op 17 augustus maakte hij met Gide nog een autotocht. Hij schreef zijn moeder, zijn vrouw en zijn vriendin. Hij voelt zich niet goed, eet niet, en blijft vanaf dinsdag in bed. Keelpijn. Angina? Door medicijnen zakt de koorts. Hij vraagt zijn vrienden door te reizen zonder hem. Hij krijgt vlekken. Roodvonk? Wegens besmettingsgevaar wordt hij op vrijdag 21 augustus in het ziekenhuis opgenomen. Hij scheert zich nog voor hij het hotel verlaat. Diezelfde avond om tien uur is hij dood.
Doodsoorzaak volgens de artsen: roodvonk. Maar als kind heeft hij die ziekte al gehad, dat kan het dus niet geweest zijn. Was het vlektyfus, opgelopen op de boot? Of vergiftiging door de Russische geheime dienst?

zaterdag 21 mei 2011

Atmosphère

Uithuizigheid gevolgd door technische blogproblemen trokken een streep door mijn voornemen om snel te gaan bloggen over schilder-schrijver Eugène Dabit (1898-1936). Zijn eerste roman, L'Hôtel du Nord, vestigde in 1929 zijn naam als schrijver. Marcel Carné baseerde daarop in 1938 de bijna gelijknamige film Hôtel du Nord, waarin Arletty  de onvergetelijk geworden quote uitspreekt `Atmosphère, atmosphère, est-ce que j'ai une gueule d`atmosphère?'
Binnenkort veel meer over Eugène Dabit.

maandag 18 april 2011

Bovenal iz de zee koude soep

Voorgaand bericht over Kamagurka doet niets af aan mijn bewondering voor zijn geniale absurde kwaliteiten, die in deze dof-lofzang op de zee bij Oostende heerlijk vissig doorklinkt.



Overigens spreek ik met mezelf af dat ik binnenkort nu eindelijk eens ga bloggen over Eugène Dabit, de veel te jong en bovendien onder mysterieuze omstandigheden overleden Franse schrijver/schilder (1898-1936), over wie ik een boek voorbereid. Geboren aan zee, in Mers-les-Bains; bijzonder voor een arbeidersjongen wiens ouders Parijs ontvluchtten voor de geboorte van hun eerste en enige kind. De zee zou hem altijd blijven trekken.

donderdag 31 maart 2011

schilderen zonder verf

Kamagurka, alias Luc Zeebroek, is vandaag in het Stedelijk begonnen aan een vierentwintig uur durende schildersmarathon op iPad. De met schone vingers gemaakte schilderijen worden door witgejaste assistenten op doek geprint en opgespannen. Na afloop worden ze verbrand en in glazen urnen bewaard. Zie hier de schilder in actie, al zijn het soms wel erg slome beelden http://www.facebook.com/l.php?u=http%3A%2F%2Fwww.stedelijk.nl%2Fnieuws%2Fnieuwsberichten%2Foverzicht%2Fvolg-performance-kamagurka-via-live-stream&h=cf25b
De magie die je bij een eerder filmpje over Matisse zag is totaal verdwenen. Er is een dwanglint om de kunstenaar gespannen, er staat een glaasje verschaald bier en het publiek houdt mobieltjes in de lucht om foto's te maken. Hoe meer er kan hoe minder er gebeurt.

donderdag 24 maart 2011

his master's voice

Het is adembenemend intiem om iets onder de handen van de kunstenaar te zien ontstaan. Een lijn, een streek, een knip in papier. Magie. In onderstaand filmpje tekent Matisse het portret van een jongen, hij kijkt, hij kijkt, zijn hand beweegt. De jongen wordt tekening. Bovendien krijgen we de stem van Matisse cadeau. `Pour moi, le dessin c'est une peinture avec des moyens réduits.'

woensdag 23 maart 2011

knippen en plakken

Vergeet die malle witte badkuip en ga gewoon via de oude ingang in de Paulus Potterstraat het Stedelijk binnen. Boven in de erezaal hangt nu La perruche et la sirène te stralen, balsem voor uitgehongerde Amsterdamse kunstogen. Deze betoverende collage van Matisse dateert uit 1952 en werd door het Stedelijk aangekocht in 1967. Het werk is inmiddels overgebracht op een nieuwe drager, waardoor de kleuren weer tintelen alsof Matisse er net de schaar in heeft gezet. Want dat is het geheim van zijn collages, het zijn ademende kleuren. De vormen worden niet uit gekleurd papier geknipt, maar uit vellen die handmatig met gouache zijn beschilderd, waardoor de streek goed zichtbaar is. De parkiet heeft een kloppend hart de meermin trilt en de bladeren wuiven.

donderdag 10 maart 2011

René Depestre

Jaren geleden vertaalde ik Hadriana dans tous mes rêves van de Haïtiaanse dichter René Depestre (Hadriana in al mijn dromen, uitg. De Arbeiderspers, 1991). De roman speelt grotendeels in Jacmel, tijdens het carnaval van 1938. De mooie Hadriana  - in zeker opzicht de verpersoonlijking van Haïti - sterft op de dag van haar huwelijk, wordt met groot vertoon begraven om weer op te staan als zombie. Depestre plaatst deze mythe op vernuftige wijze in het raam van de tumultueuze Haïtiaanse geschiedenis. Werkelijkheid en wonder gaan moeiteloos samen in het werk van deze aartssurrealist, die zijn land in 1946 als twintigjarige redacteur van een oppositieblad halsoverkop moest verlaten.
Tot mijn verrassing zag ik hem terug in dit filmpje van France 3. Still going strong.
Sorry, het opladen duurt even.
http://culturebox.france3.fr/all/33649/printemps-des-poetes--un-inedit-de-rene-depestre"

donderdag 3 maart 2011

Nieuwe Gide-biografie

Net verschenen in Frankrijk: de kloeke nieuwe biografie van Frank Lestringant, André Gide, L'inquiéteur. Meer dan elfhonderd pagina's dik. En dit is pas deel een, over de eerste vijftig jaar van Gide's leven. Hopelijk krijgt Lestringant de tijd en de gelegenheid om ooit deel twee te voltooien. Zoals ik al een paar jaar wacht op het groene licht van de uitgever om de vertaling van Gide's Dagboek te voltooien.
Zie Magazine littéraire http://www.facebook.com/l.php?u=http%3A%2F%2Fwww.magazine-litteraire.com%2Fcontent%2Fhomepage%2Farticle%3Fid%3D18633&h=cc493

woensdag 2 maart 2011

taalschroom

De vertaler kijkt vaak met jaloerse ogen naar de schrijver. De vertaler heeft naast zijn toetsenbord een overgevoelig goudschaaltje waarop elk woord gewogen wordt. Past het al dan niet in de toon, klinkt het niet te popi of juist te oubollig uit de mond van een bepaald personage? De schrijver wordt nooit zo streng bekeken als de vertaler, die door betweterige lezers maar vooral door zichzelf op de vingers wordt getikt.
Zo zou ik het woord `gekscherend' alleen in een vertaling gebruiken in een licht oubollige contekst, met het puntje van de tong in m'n wang. Toch hoorde ik het laatst zonder enige ironie gebruikt worden door Bart Chabot toen hij het had over Herman Brood. Herman bedoelde van alles en nog wat `gekscherend, natuurlijk', en dat wel vijf keer binnen twee minuten. Misschien ben ik er nu op gespitst, maar ik hoor en lees `gekscherend' de laatste tijd regelmatig. Heerlijk woord. Weg met de vertaalschroom!

donderdag 24 februari 2011

facebook censureert Courbet

Vanochtend zag ik op internet een filmpje over L'Origine du Monde van Courbet. Een Deense kunstenaar zette dat schilderij bij zijn foto's op Facebook en werd prompt uit dat sociale netwerk geknikkerd. Een Franse regisseur die de afbeelding uit solidariteit opnam in zijn profiel onderging hetzelfde lot, binnen vierentwintig uur was zijn account uit de lucht. Ik zette het vanochtend op mijn Facebook en ja hoor, binnen een paar uur was al mijn beeldmateriaal vervangen door een rood kruisje. Om even later weer netjes teruggeplaatst te worden. Kennelijk werd toch even gekeken of ik niet ergens op een lijst van enge viezeriken sta. Facebook waakt over ons.
Zie hier het filmpje http://culturebox.france3.fr/all/33139/l_origine-du-monde-de-gustave-courbet-censuree-sur-facebook

zaterdag 19 februari 2011

André Gide

`Ik ben nooit, ik word.'
Met deze uitspraak wist André Gide (1869-1951) zichzelf kernachtig te typeren. Altijd in beweging, altijd bereid tegen zichzelf in te denken.
Vandaag precies zestig jaar geleden stierf hij in zijn woning in de rue Vaneau te Parijs. Zie in het filmpje hoe Paul Léautaud daar als een van de eersten het condoléanceregister komt tekenen. Hij deelde met Gide een voorkeur voor malle hoedjes.

http://www.ina.fr/video/AFE85003948/la-mort-d-andre-gide.fr.html

zaterdag 12 februari 2011

aangrijpend



Rappers La Harissa, 50 ans d'immigration portugaise en France

taaljeuk

Vreselijke uitdrukking: naar mij toe.
`Ja, ik zeg tegen 'm, ik zeg: ja, doeg, dan heb ik iets van dat kajje echt niet maken naar mij toe.'
Kennelijk is dit nog niet zwatelend genoeg, van de week hoorde ik: `richting mijn gezicht.'

dinsdag 8 februari 2011

Laatst verschenen vertaling


Émile, een bijziende brave kantoorklerk op een verzekeringskantoor, wordt bedreigd door de zwangerschap van zijn vrouw Angélique. In bed wordt hij door de buik tegen het bloemetjesbehang geduwd en in de kleine woning kan hij zijn kont niet meer keren. Wanneer het kind geboren is raakt hij in paniek door het vaderschap. Émile kruipt ziek in bed en maakt een couvade (mannenkraambed) door. De waanzin slaat langzaam toe. Wanneer hij beter wordt gaat hij weer naar kantoor, maar in huis is nauwelijks plaats meer voor hem, hij gaat steeds lucifers halen en wordt vaste klant bij het hoertje Baboesje, dat hij als een godin vereert. Hij begint te schrijven, wil terugkeren naar een ongeboren staat en springt ten slotte in het water.
Mooi verhaal, zwarte humor. De existentiële angst om het leven door te geven. Tussendoor monteert Obaldia steeds cursieve tekstflardjes waarin Émile in de bioscoop naar oude journaalbeelden kijkt van een neerstortende zeppelin. Een man met een strohoed en een smal snorretje lijkt hem te wenken vlak voor hij in de vlammen zal omkomen.

René de Obaldia; De Graf Zeppelin of De Lijdensweg van Émile

Vertaald uit het Frans en van een nawoord voorzien
door Mirjam de Veth
Uitg. Coppens & Frenks; 115 pp.; €22,-
ISBN 978 90  7112 781 6

`Vermakelijk en onvergetelijk' Maarten Asscher in de Volkskrant 29-1-2011


maandag 7 februari 2011

maak een blog

Ach, er is niks aan, maak gewoon een blog, iedereen kan 't, en je kunt tegen de hele wereld aan oudehoeren. Zal best, maar dat wil ik dan wel eerst even zien.